Polyvinylchloride is bij toeval ontdekt in 1838 door Henri Victor Regnault. In 1872 werd het opnieuw ontdekt door Eugen Baumann. In beide gevallen ontstond er een witte vaste stof nadat een fles vinylchloride werd blootgesteld aan zonlicht.
Pas rond 1910 gingen Ivan Ostromislensky en Fritz Klatte, die toen werkzaam waren voor het bedrijf Griesheim-Elektron, op zoek naar commerciële toepassingen van PVC. Wegens het ontbreken van een goed bruikbare procedure om kwalitatief hoogwaardige PVC te produceren vonden zij die niet.
In 1926 ontwikkelde Waldo Semon een methode om PVC te plasticeren door verschillende additieven toe te voegen. Het resultaat was een flexibel en eenvoudig te bewerken materiaal, waardoor het breed toepasbaar werd in vele commerciële producttoepassingen.
PVC in Nederland
De Bataafse Petroleum Maatschappij (nu onderdeel van Shell) begon in 1949 met het produceren van PVC. Die eerste fabriek werd in 1969 vervangen voor een geheel nieuwe op de huidige locatie in Pernis. Tot dan toe produceerde Shell ook de VCM. De nieuwe fabriek kreeg VCM van de fabriek van Akzo in de Botlek, die in 1970 in gebruik werd genomen.
Op het terrein van de Bataafse Petroleum Maatschappij in Pernis begon in 1949 de productie van PVC in Nederland.
Shin-Etsu en Rovin
Shin-Etsu Chemical begon in 1956 met de productie van PVC en zette met dat product ook de eerste stappen buiten Japan. In 1960 was het mede-oprichter van CIRES in Portugal en in 1973 van Shintech in Amerika. Shintech werd in 1976 volledig eigendom van Shin-Etsu en CIRES in 2009. Naast PVC als product, verkocht Shin-Etsu ook de door haar ontwikkelde productietechnologie.
Om de PVC-markt beter te bedienen, brachten Akzo en Shell hun VCM/PVC-activiteiten in 1982 onder in een joint-venture: Rovin, de Rotterdamse Vinylunie. De productie in Rotterdam werd in 1992 uitgebreid en opnieuw ingericht volgens de technologie van Shin-Etsu.
Verkoop Rovin
Begin 1998 besloten AkzoNobel en Shell om Rovin te verkopen. De PVC-markt in Europa vroeg om een herstructurering en globalisering maakte Rovins’ positie op de wereldmarkt zwak. Er waren investeringen nodig die de toenmalige moederbedrijven niet meer wilden dragen. Shin-Etsu Chemical toonde interesse.
Shin-Etsu zag eind jaren 90 juist een sterke toekomst voor PVC en had besloten om in die productgroep te investeren, onder andere met de bouw van een tweede fabriek in Amerika. Dat Rovin al gebruikmaakte van haar technologie, maakte het voor Shin-Etsu extra interessant om de fabrieken over te nemen. Met de uitbreiding van de productiefaciliteiten werd Shin-Etsu wereldmarktleider in PVC.